488 26 SEPTEMBER 1933. ,,Door Gedeputeerde Staten dezer provincie zijn eenige „vragen gesteld over de ter goedkeuring ingezonden veror dening op de heffing van rechten voor diensten door de „Gemeente Reiniging bewezen. „Zoo wordt gevraagd, waarom in de artikelen 2, 3 en „4 der nieuwe verordening de afstand van den putrand tot „de grens van het perceel aan de zijde van de openbare „straat invloed heeft op het bedrag der belasting, terwijl de „bestaande verordening den afstand van den putrand tot de „auto als maatstaf neemt. „Bij de behandeling van het ontwerp der verordening in „de raadsvergadering van 21 April werd ons voorstel om „den afstand van den putrand tot de auto als maatstaf te „nemen geamendeerd in dier voege, dat de afstand tot de „openbare straat als maatstaf zou gelden, welk amendement „zonder hoofdelijke stemming werd aangenomen. Blijkens de „toelichting van den voorsteller was het slechts de bedoe ling de breedte van het trottoir als factor uit te schakelen. „Het blijkt dat Gedeputeerde Staten de bestaande regeling „prefereeren. „Bovendien komt het voor, dat de auto den put dichter „kan naderen door het aanwezig zijn van verharde inrit ten of dat de auto verder van den put verwijderd moet „blijven, omdat verzocht wordt de slangen achter het per- „ceel om te leggen. De lengte der uitgelegde slangen lijkt „ons nog steeds de beste maatstaf. Er is o.i. voldoende mo tief om de oude redactie te herstellen. „Bij artikel 5, 3de lid, vragen Gedeputeerde Staten, wat „geschieden zal, wanneer de stelletjes min of meer bescha- „digd worden ingeleverd. „Waarschijnlijk bedoelen Gedeputeerde Staten, dat de „regeling, neergelegd in het 3de lid, die inhoudt, dat ook „bij geringe beschadiging de geheele waarborgsom wordt „ingehouden, hen niet redelijk voorkomt. „Er bestaat o.i. geen bezwaar de regeling zoo te wijzigen, „dat in voorkomende gevallen slechts de werkelijke schade

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 488