31 OCTOBER 1933.
515
ging „St. Antonius van Padua", om toekenning van een sub
sidie voor het jaar 1934.
De heer BROOS merkt op, dat het prae-advies andermaal
afwijzend is. Het is hem nimmer zoo moeilijk gevallen voor
dit prae-advies te stemmen als ditmaal, nu hij kennis heeft
genomen van het jaarverslag der betrokken vereeniging, waar
uit blijkt, dat er een zestigtal gemeenten in dit gewest zijn,
die wèl subsidie geven. Spr. weet wel, dat het onder de hui
dige slechte economische omstandigheden zeer moeilijk is
een nieuwe subsidie in te voeren, vooral sinds verleden jaar
de subsidie-bedragen verminderd zijn, doch hij gelooft wel,
dat, als de toestand beter wordt, het toekennen van een
bescheiden subsidie bij de meerderheid van den Raad instem
ming zal vinden.
De heer VAN DER VEN sluit zich aan bij de woorden
van den heer Broos. Ook hij is er voor om in komende
betere tijden aan de adresseerende vereeniging een klein
subsidie toe te kennen.
De VOORZITTER gelooft niet, dat Burgemeester en
Wethouders door hetgeen gezegd is, overtuigd zullen zijn
geworden van de wenschelijkheid om in de toekomst een
subsidie voor dit doel te verstrekken. Dit neemt echter niet
weg, dat de zaak te zijner tijd nader onder de oogen zal
worden gezien. Spr. is evenwel van meening, dat men niet
te veel perspectieven daaromtrent moet openen.
Wethouder VAN BUITENEN wijst op het feit, dat de
Raad jarenlang met Burgemeester en Wethouders op het
standpunt heeft gestaan, dat de zorg, welke zich de adres
seerende vereeniging ten doel stelt, een Rijkszorg behoort
te zijn. Men ziet hoe in den laatsten tijd het Rijk zooveel
mogelijk kosten afwentelt op de gemeente en haar in haar
inkomsten beknot. Onder zulke omstandigheden acht Spr.