31 OCTOBER 1933. 531
vooral hierin bestaande, dat wij Uw huldiging maken tot
een niet genoemd punt op de agenda van de met opzet op
heden bijeengeroepen raadsvergadering.
Met deze aanvulling van de agenda gaat ieder raadslid
volkomen accoord; afvoering vraagt men niet, zelfs niet
aanhouding, en er is ook al geen vormelijk prae-advies
noodig geweest om de raadsleden eenstemmig tot een
besluit te leiden, dat nog lang U aan dezen dag moge
doen herinneren.
Laat dan eenmaal in den gemeenteraad van Breda, die
U vijf en twintig jaren trouw aanwezig zag, aanwezig,
doch zwijgzaam en verzwegen, oplettend, doch zijn gedachten
verbergend, luide het woord tot U gericht worden om
dankbaar Uw staat van dienst te gedenken.
Op 20 Juni 1908 had de Raad van Breda een keuze te
doen uit een voordracht voor het secretariaat der Gemeente,
waarop U, secretaris van Soest als eerste, Mr. C. W.
van Ommeren, secretaris van Assen als tweede voorkwam.
Het landelijke Soest heeft het toen van de hoofdplaats
eener provincie gewonnen en vrijwel alle achttien toen
uitgebrachte stemmen spraken zich in gegrond vertrouwen
voor U uit. In de raadsvergadering van 24 October d.a.v.
werd U beëedigd en op 1 November van dat jaar hebt
gij Uwe functie aanvaard. Dat zulks op een dag geschiedde,
welke toen ook wel een rustdag zal zijn geweest, teekende
allerminst de betrekking. Het ambt van secretaris is om
vattend. Hij is de eerste ambtenaar van den Raad, hij is
vóór alles een steun voor het college van Burgemeester en
Wethouders en den Burgemeester, hij is meer dan eenig
ander hun adviseur. Hij streeft er naar tot in de schuil
hoeken bekend te zijn met wat er in het steeds meer
ingewikkeld geworden raderwerk van de gemeentelijke
administratie omgaat, hij is het knooppunt, waarin alle
lijnen van bestuursonderdeelen, bedrijven en diensten samen
komen. Zijn arbeid is niet in een instructie al moge de
wet er van spreken vast te leggen. Het is zooals