532
31 OCTOBER 1933.
Oppenheim zegt: een secretaris, voor wien de instructie j
een vademecum is, buiten hetwelk hij het hoofd en "de pen
niet beweegt, beantwoordt niet of weinig aan wat de wet
wenscht, wanneer deze hem behulpzaam wil doen zijn bij
het voeren van het gemeentebestuur.
Als men de gemeente-administratie zintuigen zou toedenken,
dan is de secretaris degene, in wien het zien. het beluisteren,
het tasten, het ruiken, het proeven moeten vereenigd zijn.
Hij moet voor haar de oogen den kost geven, het oor te
luisteren leggen, aanvoelen hoe door zijn methoden en
adviezen de belangen het best worden gediend, een neus
hebben waar onraad of oneffenheid dreigt, smaak hebben
voor oplossing van niet steeds smakelijke vraagstukken
In zijn strijd tegen regeling van administratieve rechtspraak
met een zelfstandig rechterlijk orgaan, wees Struycken erop,
dat eerst en vooral op de administratie zelve de aandacht
moet worden gevestigd: dank zij haar samenstelling, haar
werkwijze, haar hiërarchie moet daar vooral de burger een
behoorlijke behartiging van zijn belangen vinden. Wie zal
ontkennen, dat voor voldoening aan dien eisch ten aanzien
van de gemeentelijke administratie de secretaris een bijzonder
belangrijke rol vervult.
Zoo bezien, hebt gij, Heer Jonkergouw, een schoonen,
doch niet lichten last te dragen gehad en vertegenwoordigt
een functioneering als gemeentesecretaris van tientallen
jaren een schoonen en omvangrijken arbeid, een arbeid,
waarvan in deze gemeente, waar gij thans een zilveren
jubileum viert, de Raad en het Dagelijksch Bestuur in
menigvuldige wisseling en drie Burgemeesters waardeerende
(S
getuigen zijn geweest.
Gij hebt U aan deze stad gehecht, gij houdt van haar,
gij hebt belangstelling voor haar leven en streven, gij hebt
Uwe'scherpzinnigheid gebruikt om haar te dienen en daarbij
steeds in Uwe beschouwingen, waaraan gij U gaarne over-
gaaft, de objectiviteit in acht willen nemen. In den Raad
kon Uwe stem niet worden gehoord, maar, waar zulks wel