534
31 OCTOBER 1933.
De VOORZITTER, zijn rede vervolgend, zegt:
Zoolang gij deze plaats zult blijven bezetten, zult U ver
zekerd kunnen zijn van de welgemeende gevoelens van
Raad, Dagelijksch Bestuur en Burgemeester, welke ik het
mij een eer aanreken hier te hebben mogen vertolken en
ziehier wat tastbaar U de herinnering aan deze viering
onzerzijds moge doen bijblijven zoo straks zullen wij in
de gelegenheid mogen zijn, U als blijvend aandenken in
het bezit te stellen van een verrijking van Uw studeer
vertrek: het eerste werk, dat in de U door alle leden van
den Raad en den Voorzitter met toegenegenheid geschonken
boekenkast een plaats moge vinden, zij de notulen van deze
vergadering van den Gemeenteraad van Breda.
Deze rede wordt met handgeklap door de
leden begroet.
De heer HOUBEN vraagt en verkrijgt het woord en
houdt daarop de volgende rede:
Hooggeachte Jubilaris.
Als oudste lid heb ik de eer en het voorrecht, U op
dezen gedenkwaardigen en ik wil er bijvoegen plechtigen
dag, namens den Raad van Breda, toe te spreken.
De Voorzitter van dezen Raad, de Burgemeester, hul
digde U reeds op zijn bekende welspreker.de wijze als
leider der Secretarie en herdacht daarbij alles wat U voor
de Gemeente heeft gedaan.
Ik wilde Uw zilveren ambtsjubileum als secretaris, meer
speciaal bezien uit den gezichtshoek van den Raad. De
tijden zijn, sedert Uw optreden in Uw zoo belangrijk ambt,
op buitengewone wijze veranderd. Ook op het gebied der
gemeentelijke huishouding heeft zich vanzelfspekerd ge
durende de 25 jaren, die achter ons liggen, een geweldige
ommekeer voltrokken. U zaagt tallooze raadsleden komen
en gaan. De jongeren brachten steeds nieuwe denkbeelden,