554
22 NOVEMBER 1933.
L.O.-wet 1920, binnen een maand na het binnenkomen der
aanvrage is aangevangen, nog niet tot overeenstemming tus-
schen Burgemeester en Wethouders en het Schoolbestuur
heeft geleid. Maar wel weet ik, dat, wanneer thans
door den Raad wordt besloten als door Burgemeester en
Wethouders wordt voorgesteld, het gaan spreken met het
Schoolbestuur geen effect zal sorteeren, indien het Bestuur
handhaaft zijn besluit om de school te stichten in het school
gebouw in de Kerkstraat.
Voor deze stichting verzoekt het Bestuur overeenkomstig
artikel 74 der wet de daarvoor benoodigde gelden uit de
gemeentekas te verstrekken.
Daarover heeft de Raad thans te beslissen, n.l. of hij de
gelden uit de gemeentekas zal verstrekken voor de stichting
van een R.K. u.l.o.-jongensschool in het gebouw in de Kerk
straat.
Dit is één verzoek: de stichting van de school en de stich
ting in de Kerkstraat; die zijn niet te scheiden. En dit nu
komt in het ontwerp-besluit niet tot uitdrukking. Natuurlijk
niet. Want dat wil men nog niet. Men wil alleen besluiten
tot het verleenen van medewerking door het beschikbaar stel
len van lokalen. Over de plaats, waar die lokalen zullen
komen, wil men met het Schoolbestuur gaan onderhandelen.
Maar dat is geen beslissing op het verzoek van het School
bestuur tot het verstrekken van de gelden voor de stichting
van een u.l.o.-school in het schoolgebouw aan de Kerkstraat.
Door te besluiten als door Burgemeester en Wethouders
wordt voorgesteld, beslist de Raad niet over het verzoek
van het Bestuur, maar doet feitelijk een nieuw voorstel aan
dat Bestuur om tot het beoogde doel geraken. Dat is opzich-
zelf natuurlijk goed, alléén maar: het is geen beslissing op
het verzoek van het Bestuur. Maar daarmede zal morgen,
23 November, d.i. drie maanden na het binnenkomen van het
verzoek, van kracht worden het bepaalde bij artikel 76, le lid
der L.O.-wet 1920, dat zegt: Indien de gemeenteraad een
beslissing als bedoeld in artikel 75 eerste, derde en vierde