576 22 NOVEMBER 1933. het particuliere leven te herstellen. Bovendien geschiedt het ontslag meestal niet onverwacht, zoodat men zich reeds eenigen tijd te voren daarop kan voorbereiden. Voorts deelt Spr. mede, dat alleen Schiedam en Velsen in het bedoelde geval 100% uitkeeren, doch resp. slechts over een tijdperk van 11 en 3 maanden. Spr. noemt in dit verband nog de cijfers in enkele andere gemeenten en zegt, dat als Breda de bestaande regeling van 75% enz. handhaaft, dit hem vol doende voorkomt. De heer HOUBEN sluit zich aan bij de woorden van den heer M a b e 1 i s; Spr. was ook in de Commissie van het zelfde gevoelen. De heer HAALMAN is het eens met den heer Van de Ven, doch niet alleen, omdat de wethouder onafhanke lijk moet staan tegenover den Raad, maar ook omdat de Raad onafhankelijk moet staan tegenover den wethouder. De heer M a b e 1 i s heeft beweerd, dat het ontslag van een wethouder meestal niet onverwacht geschiedt; men heeft evenwel, vooral den laatsten tijd, zij het dan in andere gemeenten, nogal eens wethouders plotseling hun portefeuilles zien neerleggen, tengevolge van tegen hun beleid gerichte moties enz. Ook komt het vaak voor, dat zoodanige functio narissen na hun wethouderschap in een nadeeliger positie komen dan daarvóór. De VOORZITTER gelooft niet, dat die 25% meer den wethouder ineens tot een karaktervol mensch zal maken. Spr. acht dit dan ook een zwak argument van de voorstan ders van het ruimere afloopend pensioen. Als men de wacht geldregeling wenscht te behouden, komt het Spr. meer tac tisch voor, de bestaande regeling van 75% enz. onveranderd te laten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 576