22 NOVEMBER 1933. 577 De heer BROOS zegt, dat nu hij vernomen heeft, dat slechts in de gemeenten Schiedam en Velsen 100 °|0 der wedde wordt uitgekeerd en nog wel over een korter tijdbestek dan hier wordt voorgesteld, hij nog in zijn meening versterkt is. dat 75% voldoende kan worden geacht; Breda zou anders aan de spits komen te staan van de regelingen, welke op dit gebied in den lande vigeeren. De heer VAN DE VEN wil naar aanleiding van de laatste uitlating van den heer Broos, opmerken, dat men in de meeste gemeenten van ons land alleen levenslang wet houderspensioen kent, terwijl Breda nog afloopend pensioen heeft. Men behoeft derhalve niet bevreesd te zijn, dat Breda, al zou men het afloopend pensioen voor het eerste jaar op 100% van de wedde bepalen, daarmede aan de spits kwam te staan. Spr. wil zich echter wel bij 75% neerleggen. De heer PLE1JTE verklaart zich ook voor de handhaving van de bestaande regeling betreffende het afloopend pensioen. Spr., die ook deel heeft uitgemaakt van de Commissie, was toen deze kwestie daar is behandeld, niet in de vergadering aanwezig. Daarop wordt besloten, de cijfers van de bestaande regeling betreffende het afloopend pen sioen te handhaven (zijnde resp. 75%, 50% en 25% van de laatstelijk genoten wedde voor het eerste, tweede en derde jaar) en artikel 1 dien overeenkomstig vast te stellen. Artikel 2. De heer BROOS stelt voor, de woorden ,,hij, die ten minste twaalf achtereenvolgende jaren wethouder is geweest" uit dit artikel te lichten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 577