RONDVRAAG.
25 JANUARI 1933.
57
52. Verslag van de Commissie, belast met het nazien
van de begrooting van het Oude-Mannenhuis voor het
dienstjaar 1933, waarin wordt medegedeeld, dat zij die
begrooting heeft onderzocht en in orde bevonden, weshalve
zij in overweging geeft gemelde begrooting goed te keuren,
Zonder eenige bedenking wordt daartoe be
sloten-
1. De heer KROONE heeft niets meer vernomen
omtrent het in werking treden van de huurtoeslagregeling
voor werkloozen. Spr. vraagt daarom, hoe het daarmee
staatmen zou onwillekeurig gaan denken, dat de voortgang
van die zaak wordt tegengehouden.
De VOORZITTER antwoordt, dat de noodige stappen
voor het in werking treden van de regeling zijn gedaan.
De goedkeuring van den Minister is reeds gevraagd ter
stond nadat zij door den Raad in principe was aanvaard.
De loop van zaken is dan ook geenszins door Burgemeester
en Wethouders tegengehouden. Dat de goedkeuring van
den Minister zoo lang uitblijft, behoeft trouwens geen
bevreemding te wekken dat gebeurt wel meer in dergelijke
gevallen.
2. De heer KOOIJMAN wenscht de aandacht te vestigen
op het euvel van het venten met allerlei artikelen langs de
huizen. Spr. ziet daarin een verkapte bedelarij Door de
venters wordt zeer brutaal opgetreden, vooral in de buiten
wijken. Kan, zoo vraagt Spr., dit euvel niet ondervangen
worden door het invoeren van vent-vergunningen, welke
b.v. door den Commissaris van Politie zouden kunnen
worden verleend en aan Bredasche ingezetenen kosteloos
waren te verstrekken.