58 25 JANUARI 1933. De VOORZITTER zegt, dat de wenk, door den heer Kooijman gegeven, gaarne ter harte zal worden genomen. Spr. zal de zaak met den Commissaris van Politie bespreken. 3. De heer VISSER verzoekt meer aandacht te schenken aan de gladheid van de wegen, vooral van de singels; het komt thans herhaaldelijk voor, dat fietsers slippen. De VOORZITTER zegt, dat deze vraag niet zoo gemakkelijk is op te lossen als te stellen. Spr. wil haar desniettemin te bevoegder plaatse overbrengen. 4. De heer MEIJVIS merkt op, dat dezer dagen weer eens is bewezen, dat er te Breda voor minder-gesitueerden te weinig gelegenheid is tot ijsvermaak. Spr. zou daarom de oude ijsbaan in den Belcrumpolder weer in orde willen doen brengen en de vijvers in het Wilhelminapark, alsmede de kostelooze zwemplaats in „de Boeimeer" voor het publiek opengesteld willen zien. Vervolgens wijst Spr. er op, dat in de eerste dagen van deze vorstperiode het ijs in het nieuwe kanaaltje in den Boeimeerpolder van gemeentewege langs de kanten is stuk geslagen om te beletten, dat iemand zich daarop zou wagen. Doch nu de vorst heeft doorgezet, zijn die open sleuven weer toegevroren en thans mag, ondanks het feit, dat de toestand nu veel gevaarlijker is geworden dan eerst, iedereen vrijelijk op dat kanaaltje rijden, waarvan een druk gebruik gemaakt wordt, aangezien er zooals gezegd in deze gemeente zoo weinig gelegenheid tot ijsvermaak voor minder-gesitueerden is. Spr. dringt er dan ook bij Burge meester en Wethouders op aan om, indien het eenigszins mogelijk is, iets in die richting te doen. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat men niet moet denken, dat het ijsvermaak den minder-gesitueerden wordt misgund. Als men had kunnen voorzien, dat de vorst zou

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 58