618 27 DECEMBER 1933. „Een ontwerp-raadsbesluit gaat hierbij." Niemand der leden hiertegen eenige bedenking hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten. 31. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om de vergoeding ex artikel 101 der L. O.-wet over het jaar 1930 aan de besturen der bijzondere lagere scholen opnieuw vast te stellen, met inbegrip van de driejaarlijksche verrekening over de jaren 1928 tot en met 1930, luidende als volgt: „Bij Uw besluit van 4 Augustus 1933 (zie gedrukte notulen ,,blz. 403 en 404) werd de 3-jaarlijksche verrekening, als „bedoeld bij het 8e lid van art. 101 der 1. o.-wet 1920, voor „de daarvoor in aanmerking komende bijzondere scholen „over de jaren 1928, 1929 en 1930 vastgesteld. „In verband met een door het bestuur der bijzondere •„school aan het Van Coothplein tegen deze vaststelling inge nesteld beroep, merken Gedeputeerde Staten blijkens inlig- „gend schrijven thans op, dat de 3-jaarlijksche afrekening „over genoemde jaren had moeten zijn vastgesteld tegelijker tijd bij de vaststelling der vergoeding over het 3e jaar (i.e. „over 1930), welke vergoeding werd vastgesteld bij Uw „besluit d.d. 1 Augustus 1932 (zie gedrukte notulen blz. 421 ,,e.v.) „Met de door Gedeputeerde Staten daarvoor aangevoerde „argumenten, kunnen wij ons vereenigen. „Door het bestuur der school aan het Van Coothplein zijn „inmiddels, overeenkomstig den wensch van Gedeputeerde „Staten, de over de jaren 1928 t/m 1930 gedane uitgaven, „gesplitst in de uitgaven op het gewoon lager en op het uit gebreid lager onderwijs betrekking hebbend. „Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen, onder „intrekking Uwer besluiten d.d. 1 Augustus 1932 en „4 Augustus 1933, de vergoeding over 1930 met inbegrip „van de 3-jaarlijksche verrekening over 1928, 1929 en 1930

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 618