27 DECEMBER 1933. 637 Anders wordt het bij omstandigheden, zooals wij ze nu doorleven. Van de» crisis, die wij thans doormaken, is niet bekend hoe lang zij nog duren zal, hoe diep zij worden zal. Erger dan dat, men begint te onderstellen, dat het niet is één van die periodieke crises, die in de welvaartshistorie wèlbekend zijn, maar een structueele crisis, die de heele wereld, ook en vooral West-Europa en ook ons treft, en dat zij mede, en misschien zelfs vooral, het gevolg is van een groot verschil in sociale en economische omstandigheden der arbeidersbevolkingen in de verschillende wereldstreken en die tot gevolg heeft dat West-Europa niet meer concur- reeren kan met het Oosten, dat de West-Europeesche tech niek wel overnam, maar zijn arbeiders liet blijven wat zij vroe ger hier en ook ginds waren: menschen die een lot hebben dat, zooals een encycliek dat kort en krachtig uitdrukte, met dat der slaven gelijk stond. Indien die onderstelling juist is, dan ligt de conclusie voor de hand: Als die Oostersche volken hun arbeiders op het lage peil houden, en als die arbeiders zich daaraan niet we ten te ontworstelen, dan moeten wij er rekening mede houden dat de crisis, gesteld dat zij haar grootste diepte bereikt had, alleen daarom geen Crisis blijven zal, omdat zij als normale toestand zal moeten worden beschouwd. Dan zal het welvaartspeil niet stijgen, integendeel! En de publieke overheid, die bij haar maatregelen van dat peil vol slagen afhankelijk is, zal moeten doen wat particulieren reeds veelvuldig doen: afdalen naar lager peil. Zij kan niet een steeds grooter deel van het volksinko men tot zich nemen, zij zal integendeel op bezuiniging be dacht moeten zijn en blijven, omdat het deel van het volks inkomen, dat zij voor haar werk noodig heeft, reeds over matig groot is. Toch zou ik ook hierin nog geen reden gevonden heb ben om bij de behandeling van deze begrooting af te wijken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 637