27 DECEMBER 1933.
639
Dit is een troost, voor het geval dat het parlementaire
stelsel wordt opgedoekt.
Maar moet dit worden opgedoekt?
Zijn wij inderdaad de ,,Hohlköpfe", menschen zonder her
senen, waarvoor wij versleten worden in een boek, geschre
ven door een thans heerschend dictator, dat bij millioenen
exemplaren verspreid is?
Is inderdaad voor ons het lidmaatschap der volksvertegen
woordiging geweest een gelegenheid voor baantjesjagerij?
Was het a!s wij spraken alleen maar omdat wij ons
zelf zoo gaarne hoorden praten?
Hebben wij vooral voor ons zelf gezorgd?
Hebben wij geen onderscheid gemaakt tusschen het belang
der gemeenschap en particuliere belangen? Hebben wij te
veel het belang eener groep voorop geschoven en te weinig
gelet op dat van de andere groepen?
Hebben wij democratie verward met partijbelang? Met
groepsbelang?
Ik durf daarop niet met ja te antwoorden maar ook
niet met neen.
Want het is inderdaad voorgekomen (maar in Nederland
niet het meest en in Breda zeker het allerminst), dat zulke
verkeerde dingen gebeurden en zelfs tot excessen uitdijden.
Als het niet was voorgekomen, zou een volksbeweging als wij
in het buitenland zich hebben zien voltrekken en waarvoor
hier pogingen worden aangewend, niet mogelijk zijn geweest.
Er zal dus wel een grond van waarheid in al de daarom
trent gelanceerde beweringen verscholen liggen, maar de
omstandigheden ik bedoel: de armoede.de geringe welvaart,
werkloosheid, het ontbreken van een sterk gezag, het misbruik
van de vrijheid op allerlei gebied, hebben er zeker hard aan
medegewerkt om het verzet tegen de excessen te doen uit-
loopen op een radicale verandering van het regeeringsstelsel.
Ook in Nederland en ook in Breda zijn zulke omstandig
heden aan te wijzen; misschien werken zij nog niet zoo fel
als elders, maar bij toeneming van diepte en lengte van de