642
27 DECEMBER 1933.
Ik erken, dat de nood van een volk zoo hoog gestegen
kan zijn, dat schier nergens meer uitkomst te zien is ik
geef toe, dat gevaren kunnen dreigen en onmiddellijk
dreigen, die noodzakelijk bezworen moeten worden; en
dat het volk in zulke omstandigheden uit de dreigende
ellende, wanorde en gevaren alleen gered kan worden door
een man, een sterke man, die zijn wil doorzet, die het
volk een ideaal geeft, waarvoor het de restanten van zijn
krachten wil inzetten, die er daardoor in slaagt dat volk
achter zich te krijgen, en dat hij, meer dan een parlementair
stelsel, het oogenblikkelijk gevaar kan bezweren.
Dit zijn de tijden van den Godsvrede, de union sacrée,
maar Mijnheer de Voorzitter, een dergelijk gevaar of dien be
doelden nood acht ik in Nederland niet aanwezig, in elk geval
dit gevaar en die nood moeten eerst aangetoond worden vóór-
ik aan de regeering van één man de voorkeur zou geven,
boven die van een aantal volksvertegenwoordigers.
Ik meen, dat wij in een goed geordende medezeggingschap
van het volk waarborgen vinden voor het behoud van onze
vrijheid om te leven overeenkomstig onze levensbeschouwing,
en de welvaart op te bouwen door maatregelen, die door ge
zamenlijk overleg worden vastgesteld en daardoor de mo
gelijkheid en waarschijnlijkheid bieden, dat zij aan allen
ten goede zullen komen.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb hierover eenigszins uitge
weid omdat er geruchten loopen, dat er hier te Breda veel
fascisten, nationaal-socialisten en nationaal-solidaristen zijn,
zoodat het met het oog op de toekomstige regeering in onze
gemeente van nut kan zijn daarop te letten. Het lijkt bijna
onbegrijpelijk, dat zij, die het land hebben aan partijen, reeds
nu in zooveel partijen zijn verdeeld en dat zij het getal par
tijen in dezen Raad nog zouden vergrooten.
Ik zou dat zeer betreuren, want het bestuur der gemeente
zou daardoor niet gemakelijker worden: het is immers de