646 27 DECEMBER 1933. en dit met het duidelijke doel om geen zwaardere lasten op de burgerij te leggen dan beslist noodig is. En wij kunnen er met voldoening aan toevoegen, dat, als het nog niet erger wordt in de wereld, wij dezen moeilijken tijd wel zouden doorkomen. Maar nu komt de rijksregeering met maatregelen, die het geheele bestuursbeleid onderste boven gooien: Burgemeester en Wethouders hebben dat in hun goed overzichtelijke nota duidelijk uiteengezet. In de eerste plaats door een geringere subsidie voor de steunregeling en werkverschaffing tot een totaal bedrag van 108.000.-. Ik zal hierover de rijksregeering niet al te zeer aanklagen; ik voor mij ben niet de meening toegedaan, dat het Rijk in de eerste plaats de kosten der crisis, die zich uit door werk loosheid, moet dragen: ik meen, dat ook in dit opzicht de gemeente moet voorgaan; ik zou zelfs willen, dat de gemeen ten, maar dan alle gemeenten, ook hierin hun zelfstandig heid toonden en zelf de kosten droegen. Ik erken echter, dat de gemeenten het onder de tegenwoordige omstandigheden niet kunnen doen. Daarvoor is hun bevoegdheid op belastingge bied te veel aan banden gelegd. Misschien ook dat wij gevaar zouden loopen, dat een aan tal gemeentebesturen niet van voldoende juist beleid zouden blijk geven om de steunregeling op het noodzakelijke peil te houden; ik vermoed dat dit ook wel de reden zal zijn, dat de rijksregeering haar in eigen handen houdt. Maar daarmee zijn wij dan ook op dit gebied onze zelf standigheid kwijt. In de tweede plaats handicapt de rijksregeering ons, door de uitkeering uit het gemeentefonds met 39000.te ver lagen. 't Is waar, omdat de bevolking toeneemt, zal de verlaging ten slotte slechts 16000.— bedragen, vergeleken bij het vo rig jaar, maar de meerdere uitgaven, die met den bevolkings aanwas samenhangen, blijven daarmede geheel voor onze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 646