27 DECEMBER 1933.
647
rekening, de mate van „handicapping" moeten wij daarom op
39000.blijven stellen.
Dit nu kan ik de rijksregeering niet goed vergeven.
Zeker, de rijksregeering heeft ook haar zorgen, die onver
gelijkbaar hooger zijn dan de onze. Ik kan mij zeer goed voor
stellen, dat zij haar uitgaven wil verminderen, maar het lijkt
mij toch een al te gemakkelijk middel om dan de gemeen
ten maar voor de gevolgen te stellen.
Ik weet het wel de regeering heeft daarvcor een reden.
Er zijn gemeenten, die te ruim hebben uitgegeven, die geen
maat wisten te houden. De besturen van die gemeenten meen
den, evenals helaas zooveel particulieren, dat de hoogconjunc
tuur, die wij hebben meegemaakt, blijvend was; zij rekenden
er niet op dat dit zou kunnen veranderen en sommigen
meenden, dat de kassen der burgers onuitputtelijk waren en
dat de overheid een alomvattend recht op die kassen had.
De regeering dwingt nu die gemeenten om tot lager peil
over te gaan, maar niet alleen die gemeenten, maar ook die,
welke zooals Breda, de noodige zelfbeheersching wèl hadden.
Het komt mij voor, dat de rijksregeering met deze laatste
gemeenten te weinig consideratie heeft gebruikt.
Mijnheer de Voorzitter. Ik vrees niet, dat in Nederland
een volksbeweging ontstaan zal, waaruit een dictatuur zal
voortkomen, die een dictator op de hoogste trede van den
Koninklijken troon zal plaatsen, maar wèl vrees ik, dat de
rijksregeering zich langzamerhand een dictatuur over de ge
meenten zal accapareeren. Ik zou dit zeer betreuren, en dit
te meer omdat ik mij niet ontveinzen kan, dat het bestuurs
beleid van een aantal gemeentebesturen daartoe aanleiding is
geweest.
Dit wat de inkomsten aangaat!
Ook over de uitgaven wilde ik enkele opmerkingen maken.
Nieuwe werken worden niet aangekondigd, 't Is wel in scher
pen vorm dat de crisis hier om den hoek komt kijken. Na
tuurlijk, in den loop van het jaar kunnen zulke werken ook