27 DECEMBER 1933. 655 brein toen ik overdacht, dat wij wederom stonden voor de behandeling der begrooting dezer gemeente. De vijftiende, Mijnheer de Voorzitter, sedert ik de eer en het genoegen heb lid te zijn van dezen Raad. Een lustrum dus. Doch een lustrum, Mijnheer de Voorzitter, dat geenszins op eenige viering aanspraak maakt, integendeel. Wie zal, wanneer hij de omstandigheden gadeslaat, waaronder ditmaal de behan deling der begrooting plaats heeft, niet met weemoed terug denken aan de .jaren, dat het prettig was zich te vermeien in datgene, wat wéér of nieuw bij de begrooting ter sprake zou kunnen worden gebracht, met vreugde overwogen mocht worden het vele, dat de Gemeente in het nieuwe jaar, dat weldra stond aan te vangen, zou vermogen te doen op het groote sociale terrein, waartoe de werkzaamheden der Ge meente, langzamerhand en niet zonder strijd en moeite, zich hadden uitgestrekt. Helaas, ,,Die schone Tagen von Aranjuez sind vorüber" Wel stapelden in de laatste jaren, die achter ons liggen, de vele moeilijkheden zich telkens en telkens weer hooger op; wel werden in het bijzonder de financieele beslomme ringen van jaar tot jaar grooter, doch nimmer waren de omstandigheden zóó benard als ditmaal helaas het geval is. Het is vanzelfsprekend, dat der crisis, die, heviger dan ooit een te voren, nu al sedert jaren woedt en ook ons land in ernstige mate teistert, wel de grootste oorzaak mag wor den toegeschreven. Onmiddellijk daarop moet echter worden gezegd, dat de politiek, door de Landsregeering tegenover de gemeenten gevolgd, volop het hare ertoe heeft bijgedra gen om de taak van hen, wien het besturen der gemeenten is opgedragen, op haast niet te dragen wijze te verzwaren; Begonnen met de gemeenten te persen in een keurslijf van financieele mogelijkheden, die haar weinig of geen expansie lieten, werden nadien de financieele lasten, in het bijzonder door de crisis veroorzaakt en die zeer zeker, zooal niet geheel dan toch in elk geval voor een zeer groot deel door het Rijk zelve zouden moeten worden getorst meer en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 655