662 27 DECEMBER 1933. begrijpen, dat het College slechts noode tot het doen van dit voorstel is overgegaan. Maar hier zou geredeneerd kun nen worden als bij de pensioenpremie, zij het in omgekeerden zin. In goede dagen gespaard, kan het geen bezwaar zijn om in kwade dagen het spaarpotje aan te spreken, te meer, daar het volkomen juist is, dat het reservefonds van het Electriciteitsbedrijf met andere oogen mag worden bekeken dan dat der andere bedrijven. Resumeerende, kan ik dus nogmaals verklaren, dat onze fractie aan al deze voorstellen haar stem zal geven. Het past hier een woord van waar deering te richten tot het College van Burgemeester en Wet houders voor zijn duidelijke en overzichtelijke nota, aan de begrooting toegevoegd. Heb ik ditmaal lang moeten verwijlen bij de moeilijk heden, die nu eenmaal bij het opstellen dezer begrooting zich voordeden en daarmee dus het beleid van het College van Burgemeester en Wethouders voor een goed deel besproken, toch heb ik daaraan nog een en ander toe te voegen. Zeker is het, dat het College zich ook ditmaal geenszins te bekla gen heeft over de lankmoedigheid, waarmede de Raad deze wijze van behandeling der gemeente-begrooting heeft geac cepteerd. Ik vermoed zoo, dat de heeren dezer dagen wei eens onder elkaar zullen hebben gezegd: ,,Wat zijn het toch makke schapen; met die kerels kan je nu toch van alles doen." Toch zou ik Uw College in overweging willen geven de proef, hoever men op dit gebied wel met den Raad zou kunnen gaan, niet al te ver door te drijven. Het College zou weieens kunnen ervaren, dat - ,,wie het onderste uit den Raad wil hebben, weieens de begrooting op zijn neus zou kunnen krijgen". Thans waren het geen „dagen", doch slechts „uren", die ter beschikking van den Raad stonden, om met alle desbetreffende stukken in de hand de behande ling van deze begrooting voor te bereiden. Uw College moge bedenken, dat één belhamel over de brug der misnoegdheid weieens alle andere en zelfs de meest makke schapen zou kunnen doen volgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 662