676
27 DECEMBER 1933.
niet door naar benedenschuiving van ambtenaren door den
dienst zelf te voorzien?
Mijnheer de Voorzitter. Van andere zijde is gevraagd naar
de mogelijkheid van een bezuinigingscommissie. Burgemees
ter en Wethouders spreken zich eigenlijk niet daarover uit.
Ik wil afwachten, of er voorstellen ter zake worden gedaan.
Voorloopig hecht ik voor mijzelf niet veel waarde aan een
dergelijke commissie. Het werd dezer dagen ergens zoo ter
snede gezegd: men kan wel weten dat er ergens muizen zijn,
maar om ze te vangen, dat is de kunst. Een commissie komt
heel moeilijk in de zaken in, wanneer de dienst geen mede
werking verleent. Hier ligt meen ik een taak voor Burge
meester en Wethouders. Laat het College nu eens een gron
dig onderzoek instellen en dan niet uitsluitend afgaan op
de rapporten, die hen worden thuisgebracht. Ik zeg daarmee
niets kwaads van die rapporten, maar de eerstbetrokkenen
zijn nu eenmaal niet altijd de meest aangewezenen om de
zaken objectief te beoordeelen.
Bij de behandeling van de begrooting voor het loopende
jaar werd door den Wethouder reeds gezegd: ,,zou men,
omdat het eens wat minder druk is, een ambtenaar willen
ontslaan, dan moet men hem wachtgeld geven waarvoor de
gemeente niets terugkrijgt" (not. 1932 blz. 749).
Ik wil daarmee dit opmerken. Een momenteel teveel aan
ambtenaren behoeft niet noodwendig tot onmiddellijke ont
slagen te leiden. Dat kan om meer dan één reden zelfs onge-
wenscht zijn. Maar wel moet gestreefd, ook door samen
werking van de verschillende gemeentediensten, naar een
zoo hoog mogelijk nuttigheidsrendement van de beschikbare
krachten. Waarom kan b.v. bij minder drukte bij „Openbare
Werken" niet een ambtenaar van dien dienst optreden als
tijdelijk opzichter bij de Reiniging, terwijl het werk van dien
ambtenaar aan eerstgenoemden dienst over de overblijvenden
wordt verdeeld? Waarom zou niet op de zelfde wijze kunnen
worden gehandeld bij tijdelijke drukte bij „Beplantingen", bij
den gemeente-ontvanger of op andere bureaux?