690
27 DECEMBER 1933.
goed ambtenaren-corps; de belooning voor de door hen ver
richte diensten moet dan ook behoorlijk zijn en blijven. Nu
heeft men kunnen vernemen, dat het in het voornemen der
Regeering zou liggen het toepassen van pensioenverhaal voor
de overheidsorganen verplichtend voor te schrijven. Men kan
nu wel redeneeren: „Als het zoover komt, dan brengen we
de salarissen maar weer op het oude peil terug," doch in de
practijk zal hiervan niet veel terecht komen, omdat men nu
eenmaal ook rekening zal hebben te houden met de psycho
logie der massa, die hierin hoewel ten onrechte zou
zien een salarisverhooging, welke niet past in het kader van
dezen tijd. Burgemeester en Wethouders achten het daarom
beter, ook voor de ambtenaren en werklieden, om thans eige
ner beweging tot pensioenverhaal over te gaan; zij handha
ven dan ook hun voorstel.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat, zooals na de
schriftelijke gedachtenwisseling al wel te verwachten was,
over het algemeen wordt ingestemd met het financieel beleid
van Burgemeester en Wethouders, zooals dit in groote lijnen
bij deze begrooting is uitgestippeld. Dit feit is het eenig aan
gename, dat in deze te constateeren valt. Men is algemeen
overtuigd van de groote moeilijkheden, waarin het gemeente
bestuur ten opzichte van de financiën verkeert. Er zijn crisis
beschouwingen gehouden door den heer Van de Ven,
waarin deze tot de conclusie komt, dat men niet kan door
gaan met steeds meer financieele offers van de burgerij te
vergen. Dit nu is z i. niet voor bestrijding vatbaar, doch
men moet niet uit het oog verliezen, dat het Gemeentebestuur
telkens en telkens weer wordt gesteld voor belangrijke uit
gaven, welke moeten worden gedaan. Vergelijkt men deze
begrooting met die van het vorige jaar, dan komt men tot
een totaal aan nadeelen van 316.400 en een totaal aan voor
deden van ƒ81.500, zoodat er een nadeelig verschil blijft
van rond 235.000. Dit aanzienlijk bedrag moet men toch
maar zien te dekken, ondanks het feit, dat men eigenlijk