702
27 DECEMBER 1933.
gelegd. De heer M a b e 1 i s moge spreken van een „flau-
wen weerklank", uit het Centraal Rapport blijkt dit toch wel
anders. Dat er geen enkele critiek op het Regeeringsbeleid
in s Raads vergaderzaal zou mogen worden uitgeoefend, ont
ken ik ten sterkste. Cadaver-discipline is voor de gemeente
besturen nog niet geboden. Het is 's heeren M a b e 1 i s goed
recht het voor de Regeering op te nemen. Aan dit, zijn recht,
wordt door ons niet getornd; hij late ons echter de vrijheid
gepaste critiek uit te oefenen op de daden der Regeering ten
aanzien der gemeenten, bovenal op financieel gebied, te meer,
waar het Rijk over nog zoovele en andere mogelijkheden
beschikt, die nu eenmaal niet ten dienste der gemeente
staan. Prettig was dan ook het geluid, dat ook de Wethouder
van Financiën, die dagelijks de moeilijkheden aan den lijve
ondervindt, over deze zaak en volkomen begrijpelijk liet hoo-
ren. Nu moge het waar zijn en dit is zeer zeker het geval,
dat er gemeenten zijn, voor wie de toestand, uit financieel
oogpunt, beter is dan vroeger, vast staat het, dat voor het
overgroote deel en zeer zeker voor Breda het omgekeerde
het geval is.
De heer L o o n e n heeft zich en dat spreekt vanzelf
geroepen gevoeld iets te zeggen naar aanleiding van dat
gene, wat ik over den R. K. middenstand heb gezegd. Dat
deze geheel tot het fascisme zou overhellen, heb ik niet be
weerd. Integendeel, ik heb zelfs gezegd, dat ik den midden
stand te verstandig vond om daar zijn heil te zoeken. Maar
dat er nu eenmaal in den R. K. middenstand meerderen wor
den gevonden, die zich tot het fascisme hebben gewend en
daarvan verlossing verwachten uit den penibelen toestand van
het oogenblik, zal zelfs door den heer L o o n e n niet wor
den ontkend. Het verheugt mij, dat de heer L o o n e n de
woorden door mij gesproken over de verhouding tusschen
middenstand en arbeidersklasse onderschrijft en wanneer de
heer L o o n e n zegt: „Dan moeten de arbeiders door hun
verbruikscoöperaties den middenstand geen concurrentie
aandoen", dan antwoord ik daarop; Heeft niet dikwerf de