27 DECEMBER 1933. 703 middenstand zelve den arbeiders tot deze concurrentie ge dwongen? Overleg tusschen beide zal zekerlijk tot een bevre digende oplossing leiden. De heer L o o n e n bedenke, dat éen kapitalistische concentratie den middenstand meer afbreuk doet dan dozijnen arbeiderscoöperaties te zamen. Wanneer de heer L o o n e n zegt, dat loonen en salarissen niet onaan tastbaar zijn, onderschrijven wij dat volkomen. Dit is door ons dan ook nooit beweerd, want een dergelijke bewering zou een formidabele dwaasheid zijn. Door mijn vriend Van Houten is zeer terecht de opmerking gemaakt, dat er wel zeer groote verwarring is gesticht door de talrijke voorstel len, die zijn ingediend, ten aanzien van de pensioensstor- tings- en salariskortings-kwestie. Ik vraag mij af: waarvoor heeft de behandeling der begrooting in de afdeelingen plaats gehad? Toen kende men toch ook de nota van het College van Burgemeester en Wethouders. Een viertal, onderling zeer verschillende voorstellen worden nu rauwelings in de ver gadering en in het debat geworpen. De portée van alle is geenszins te overzien en ik geloof, dat de voorstellers zelve daarin deelen. De meeste dezer voorstellen zijn m.i. inge geven door de alleszins verklaarbare gedachte, dat bij de voorgestelde regeling juist door de hoogstbezoldigden naar evenredigheid minder worden betaald dan door hen, die de laagste loonen en salarissen verdienen. Dat is juist en door ons ook terdege overwogen, maar daartegenover staat, dat dit geldt ten aanzien van het weduwen- en weezen-pensioen, dat ten slotte toch ook maar tot een bepaald maximum en dat is datgene waarvoor men betaalt kan worden genoten. Ik geloof, dat men zich dan ook wel een beetje te veel blind staart op deze, zij het niet prettig aandoende afwijking. Mijnheer de Voorzitter, wij kunnen dan ook na al het ge hoorde en zeer zeker na het gesprokene door Wethouder Van M i e r 1 o niet vinden, dat een der gedane voorstel len, voor zoover deze dan zoo zonder meer zijn te beoordee- len, te prefereeren is boven dat van het College van Bur gemeester en Wethouders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 703