27 DECEMBER 1933. 707 3% voor eigen pensioen en voor weduwen- en wee zen-pensioen niet 75 000 zooals uit het rapport van de commissie voor het georganiseerd overleg bleek doch slechts 70 000 zal opbrengen, zijn voorstel in. De heer KROONE zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders op mijn verzoek, om de kwestie, die er gerezen is naar aanleiding van het pensioenverhaal, in dien zin op te lossen, dat ieder gelijk behandeld wordt, heeft mij teleurgesteld. Ik blijf van meening, dat het de voorkeur verdient, de zaak zóó te rege len, dat alle in gemeentedienst zijnde personen in verhou ding even zwaar worden getroffen. Ik herhaal dus nog eens mijn verzoek, in eerste instantie gedaan, in de hoop, dat li alsnog aanleiding moge vinden daarop in te gaan. In de tweede plaats wil ik den heer K o o ij m a n van ant woord dienen naar aanleiding van eenige uitlatingen zijner zijds aan mijn adres. De heer K o o ij m a n heeft gemeend college te moeten ge ven omtrent de opvatting, die men moet hebben aangaande het raadslidmaatschap. „Ik ben geen arbeidersafgevaardigde; ik ben in de eerste plaats raadslid en toets de punten, welke aan de orde komen, aan het gemeentebelang," zeide de heer Kooijman, „de heer Kroone moet weten, wat hij wil doen." Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in de jaren, dat ik lid van den Raad ben, op de bres gestaan voor de belangen der ar beiders. Ik heb dit gedaan, omdat ik, zelf uit deze klasse voortgekomen zijnde, overtuigd ben, dat ik wellicht beter dan menig ander weet, wat er in een arbeidersgezin noodig is. Ik ben van meening, dat men kan opkomen voor de belan gen van een zekere groep van personen en toch tegelijkertijd het gemeentebelang kan dienen. De heer Haaiman heeft zoo juist als antwoord op de opmerkingen van den heer L o o n e n gezegd, dat een welvarende arbeidersstand van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 709