716
27 DECEMBER 1933.
perspectief in het veemarktbedrijf zit. Uit het accountants
rapport blijkt, dat tot half November 1933 de baten het be
drag van 1500.nog niet benaderen. Men mag dus aan
nemen, dat zij in totaal over 1933 pl.m. 1600.zullen
bedragen. Zulks is toch niet in overeenstemming met de
kosten en evenmin met de belangen, welke voor Breda aan
het bezit van een veemarkt verbonden zijn. Leefde men nu
in een tijd, dat men niet op de dubbeltjes behoefde te pas
sen, dan zou Spr. zich er bij kunnen neerleggen, indien men
de zaak nog eens wilde aanzien, doch in dezen benarden tijd
niet. Spr. meent, dat er, sinds de oprichting van de vee
markt in 1926, een gemiddeld verlies is geweest van 7000.—
per jaar; zij heeft de Gemeente dus een halve ton gouds ge
kost. Dit bedrag nu staat niet in verhouding tot de voordee-
len, welke de veemarkt voor Breda afgeworpen heeft, Spr.
vindt dan ook, dat men maar door den -zuren appel moet
heenbijten en een einde moet maken aan de lijdensgeschie
denis van dit bedrijf. Het is geen schande voor iemand om
te erkennen, dat zijn pogingen gefaald hebben. Elders is dit
ook wel geschied; het is nu eenmaal niet gemakkelijk een
bloeiende veemarkt in het leven te roepen. Spr. acht het dus
geraden, te overwegen op welke wijze het terrein van de
veemarkt meer productief is te maken. Men zal waarschijnlijk
van oordeel zijn, dat een bestemming tot bouwterrein thans
geen gunstige vooruitzichten biedt. Als men echter ziet op
welk een vlotte wijze hier de bouwterreinen, ook in dezen
crisistijd, van de hand worden gedaan, dan behoeft men zich
z.i. niet bezorgd te maken over de vraag, hoe men dat terrein
kwijt zal raken.
Ten slotte merkt Spr. op, dat het denkbeeld is geopperd
om het veemarktbedrijf onder te brengen bij het Openbaar-
Slachthuis, teneinde zoodoende de verliezen van eerstgenoemd
bedrijf te dekken. Spr. verklaart, sterk tegen een dergelijke
camouflage gekant te zijn. Hij is verheugd, bij interruptie,
van Wethouder Van Buitenen te vernemen, dat ook