720 27 DECEMBER 1933. gemerkt, dat er geen trek is naar de veemarkt. De boeren, die ons eerst koeien met gouden horens beloofd hadden, heb ben ons daarna in den steek gelaten. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethou ders het veemarktbedrijf geen lastpost vinden, daar men een veemarkt niet op zich zelf moet beschouwen, doch in ver band met de omgeving. Diens vergelijking met Den Bosch gaat echter niet op. De Bossche markt is de derde vee markt van het land en als het zoo doorgaat, wordt zij de tweede. Zelfs de grootste optimist kan niet gelooven, dat de Bredasche veemarkt ooit in de schaduw daarvan zou kun nen staan. Spr. vraagt zich dan ook af, of het in dezen tijd van groote depressie verantwoord is, dat de Gemeente 150 per week uitgeeft om de boeren uit den omtrek bij elkaar te laten komen. De VOORZITTERDoor de redeneeringen van een pes simist als U, kost de Veemarkt ons nog wel 1000. per jaar meer. De heer HA ALM AN: Ach wel neen. Ik zou een bloeiende veemarkt slechts kunnen toejuichen, doch nu kan ik naar eer en geweten niet voor instandhouding zijn. De heer KUIJLAARS merkt op, dat de heer Haaiman den boeren den gang van zaken op de veemarkt in de schoe nen wil schuiven; het zijn echter niet alleen de boeren, die op de veemarkt moeten komen, maar ook de slagers. Spr. is het met den V oorzitter volkomen eens, dat, als de vee markt er niet geweest was, de Belcrumpolder zich nooit zoo zeer ontplooid zou hebben als thans het geval is. Wat de kwestie van de bestemming van het veemarktterrein voor bouwgrond betreft, zegt Spr., dat men hier niet om bouwterrein verlegen zit. Den aanvoer van rundvee voor de crisis-centrale acht Spr ook een reden om de veemarkt in stand te houden. Hij is er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 720