730 28 DECEMBER 1933. HOOFDSTUK III. OPENBARE VEILIGHEID. De heer COHEN wil in de eerste plaats een klein abuis in het Centraal Rapport rechtzetten. Daarin staat namelijk onder dit hoofdstuk vermeld, dat een der leden vraagt, of het boofd der politie nog zijn antwoord gestand houdt op de vragen, gesteld in de vergadering van 25 Juli 1933. Vol komen terecht wordt naar aanleiding hiervan in de Memorie van Antwoord opgemerkt, dat op 25 Juli 1933 geen raads vergadering is gehouden. De bedoelde vragen zijn dan ook niet in een vergadering gesteld, doch in een tot het hoofd der politie gericht schrijven d.d. 25 Juli 1933. Het antwoord op de vraag, in het Centraal Rapport gesteld, wordt evenwel toch indirect in de Memorie van Antwoord gegeven, waar onder de rubriek „Aantal agenten" wordt gezegd: „Een en ander houdt verband met de nieuwe organisatie der politie, welke in wording is en waaromtrent te zijner tijd een voor stel tot wijziging der desbetreffende verordeningen (Gem. blad no. 437) zal worden gedaan," zoodat de zaak hiermede als afgedaan kan worden beschouwd. Naar aanleiding van het verkeersvraagstuk zegt Spr., dat over het algemeen aan de verkeersregels goed de hand wordt gehouden, maar het moet nog beter worden; er komen nog te veel aanrijdingen voor. In het jaarverslag der Politie over 1932 leest men, dat er 467 aanrijdingen hebben plaats gehad, waaromtrent 72 processen-verbaal zijn opgemaakt. Vooral de fietsrijders zijn daaraan schuld; velen hunner rijden op de meest onverantwoordelijke wijze. Door de politie moet daarop gewezen worden. Over de rechtspositie van het politiepersoneel heeft Spr hier al meermalen gesproken; die zaak wacht allang op afdoe ning, In de Memorie van Antwoord wordt thans de toezeg ging gedaan, dat, zoodra het Ambtenaren-reglement tot stand zal zijn gekomen, deze aangelegenheid nader onder oogen zal worden gezien. De zaak kan evenwel geen langer uitstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 730