736 28 DECEMBER 1933. kunnen zijn. De omstandigheden zijn dus zeer verschillend. Ik kan U naar aanleiding hiervan mededeelen, Mijnheer de Voorzitter, dat deze kleeding niet meer gemaakt wordt in de gevangenissen, maar bij de firma Nicolaï in Den Haag en dat de aan te schaffen grondstoffen voor de kleeding der vele categorieën van rijkspersoneel verschillend zijn. Zoo bestaan er voor het P.T.T.-personeel 2 a 3 verschillende soor ten van laken, voor het gevangenispersoneel is dit weer anders, evenzoo voor de Rijksveldwacht en het Waterstaats- personeel. Ik wil er nu direct geen voorstel van maken, maar ik zou het College van Burgemeester en Wethouders en vooral U. Mijnheer de Voorzitter, als hoofd der politie ernstig in over weging willen geven, deze opmerkingen ter harte te nemen, anders zal ik mij verplicht zien in de toekomst, met het oog op deze benarde tijden, met een voorstel in dien zin te komen. De VOORZITTER verklaart, gaarne nader kennis te zul len nemen, van hetgeen de heer Van der Ven gezegd heeft. Spr. zal eventueel met diens opmerkingen rekening houden; meer kan hij er op het oogenblik niet van zeggen. De zuinigheid wordt zooveel mogelijk betracht en de leve rancier is een op dit gebied beproefde en betrouwbare firma. Ten slotte herinnert Spr. aan het feit, dat de Raad inder tijd een voorstel van Burgemeester en Wethouders om, in plaats van kleeding, een geldelijke vergoeding aan het politic-' personeel te verstrekken heeft verworpen. De heer VAN BEDAF zou het ten zeerste betreuren, indien hier op het gebied der politiekleeding dezelfde gedrags lijn zou worden gevolgd als bij de kleeding van het rijksper soneel. Men moet bij de kosten van de kleeding in aanmer king nemen de kwaliteit van het laken; de kleeding van het rijkspersoneel is gemaakt van grof geverfd laken. De VOORZITTER merkt op, dat uit hetgeen de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 736