28 DECEMBER 1933.
743
aangrijpen om de Gezondheidscommissie dank te brengen
voor het vele goede, dat zij in het belang der volksgezond
heid voor de gemeente Breda heeft gedaan, in aangename
samenwerking met het Gemeentebestuur.
Vervolgens zegt Spr., dat Burgemeester en Wethouders
zich indertijd tegen de plannen tot afschaffing van de
Gezondheidscommissies hebben verzet, omdat zij in dat insti
tuut zagen een goede adviseur voor het Gemeentebestuur
en een goede ventilatie-mogelijkheid voor de wenschen der
burgerij op het gebied der volkshygiëne. De inhoud der motie
van den heer Cohen c.s. is overbodig, daar Burgemeester
en Wethouders er ook zoo over denken. Zij zouden de motie
gevoeglijk kunnen overnemen, indien het slot ervan niet zoo
imperatief ware gesteld. Spr, verzoekt derhalve den heer
Cohen zijn motie in dien zin te wijzigen, dat het slot
worde gelezen: ..noodigt het College van Burgemeester en
Wethouders uit, in overweging te nemen en te onderzoeken
in hoeverre de mogelijkheid bestaat tot het op eenigerlei wijze
doen voortbestaan der Gezondheidscommissie."
De heer COHEN verklaart zich bereid de voorgestelde
wijziging aan te brengen.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders de aldus gewijzigde motie overnemen.
De heer VAN DER VEN kan zich niet vereenigen met
de wijze, waarop in het verslag der Gezondheidscommissie
over het jaar 1932 over de ligging van het Openbaar Bad
huis wordt gesproken. Zijns inziens is die ligging de meest
geschikte.
De VOORZITTER schaart zich in deze aan de zijde
van den heer Van der Ven. Als men zooals Spr.
zooeven heeft gedaan de Gezondheidscommissie hulde
brengt voor hetgeen zij in het belang der volksgezondheid