748
28 DECEMBER 1933.
De heer VISSER zegt, dat uit den loop der dingen blijkt,
dat de zaak indertijd, vóór de stichting van het schoolbad,
niet goed is voorbereid. Spr. zou om de inrichting eenigs-
zins productief te maken het schoolbad direct willen zien
opengesteld voor de leerlingen der openbare scholen; z.i. kan
daartegen geen bezwaar bestaan.
De VOORZITTER antwoordt, dat dit overwogen zal
worden.
De post wordt daarop goedgekeurd en vast
gesteld.
Hoofdstuk IV wordt vervolgens ongewijzigd
vastgesteld.
HOOFDSTUK V.
VOLKSHUISVESTING.
De heer VAN DER VEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Kon ik in het gemeente-verslag over het jaar 1931 lezen,
dat er in dat jaar 82 woningen onbewoonbaar waren ver
klaard, in het daarop volgende jaar was dat aantal slechts
48 en nu maar 44 in totaal; het begeeft zich dus in dalende
richting.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders in hun antwoord
op het centraal-rapport: ,,Het op ruime schaal voortgaan met
onbewoonbaarverklaring wordt niet raadzaam geacht met het
oog op de tijdsomstandigheden, welke er niet toe aansporen
om kapitaalsvernietiging, waartoe onbewoonbaarverklaring in
het algemeen leidt, in de hand te werken."
Ik kan mij indenken, dat dit zou kunnen leiden tot kapi
taalsvernietiging, maar U zult mij toch moeten toegeven,