768 28 DECEMBER 1933. bespreken, zonder te willen zeggen, dat U een antwoord geeft, dat in strijd is met hetgeen dienaangaande wordt beweerd. Nu er echter ook in het centraal rapport over wordt gesproken, meen ik de smet, op de Bredasche arbeiders geworpen, namelijk hun „meerdere of mindere gewilligheid" niet op hen te mogen laten rusten. Ik sprak laatst hierover met een Bredaschen werkgever, die ook van meening was, dat er in deze richting sterk overdreven wordt. Hij achtte het zeer wel mogelijk, meer Bredasche werkloozen te werk te stellen, daar ook de hier ter stede wonende arbeiders zeer goed zullen be grijpen, dat er gewerkt moet worden, wil men niet weer ont slagen worden. Ook de Bredasche arbeiders willen wel wérken, evengoed als de arbeiders van buiten Breda. Dat een stadsche arbeider niet te allen tijde en voor elk werk even bruikbaar is als een van buiten de stad, mag geen reden zijn om hem als „minder gewillig" aan te duiden. Ik meen echter, Mijnheer de Voorzitter, dat het hem meer zit in het loon, dat men den arbeiders buiten de stad kan betalen. Er zijn tal van arbeiders gedwongen misschien door de omstandigheden die voor elk loon gaan werken, daar dit loon altijd nog hooger is dan hetgeen betaald wordt aan de plattelandsarbeiders ter plaatse. Of men dan echter beneden de contract-loonen werkt, daarnaar wordt niet gekeken. De Bredasche arbeiders echter meenen er recht op te hebben, dat hun de loonen worden uitbetaald, die contractueel zijn vastgelegd, daar deze geacht worden rechtvaardig te zijn. Resumeerende, Mijnheer de Voorzitter, meen ik, dat het minder ligt aan de onwilligheid der Bredasche arbeiders, dan wel aan het lagere loon, waarvoor de arbeiders buiten Breda willen werken. Laat ik echter het vertrouwen uitspreken, dat de Bredasche werkgevers over hun bezwaren zullen heenstappen en hier mede eens een eerlijke proef willen nemen. Wil het College van Burgemeester en Wethouders dit niet bevorderen? De opmerking van Burgemeester en Wethouders, dat er geen aanleiding is om het salaris van den directeur der

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 768