76 9 MAART 1933. Het komt mij voor, dat een geval als dit op die vraag een toestemmend antwoord geeft. Het is toch voor het prestige onzer wetten niet onbedenkelijk, wanneer meermalen, om tegemoet te komen aan de eischen der practijk, be slissingen worden genomen, die een wettelijke basis missen. Ik zou er dan ook, en dit is eigenlijk de reden, waarom ik bij dit punt het woord heb gevraagd, op willen aandringen, dat spoedig een nieuwe of gewijzigde verordening op de winkelsluiting den Raad ter vaststelling wordt voorgelegd. De voorgenomen wijziging van de Winkelsluitingswet mag mijns inziens daarin geen vertraging brengen. De momenteele parlementaire situatie zet een eventueele wetswijziging geheel op losse schroeven Bovendien is de voorgenomen wijziging slechts van geringen omvang. Een bestaande verordening zal daaraan gemakkelijk zijn aan te passen. Het mag geen reden zijn de thans in onze gemeente bestaande toestand langer te doen voortduren. Ten slotte een enkel woord over de motiveering door Burgemeester en Wethouders van hun besluit. Ik herhaal niet om daarover na te praten, maar omdat dit ook van belang kan zijn voor de toekomst. Burgemeester en Wethouders zeggen theoretisch kunnen er wel bezwaren rijzen, maar practisch niet. Mijnheer de Voorzitter. Nu is het maar de viaag, wat men hier practisch noemt. Dat de winkels voor den verkoop van sterken drank op Zondag van 116 worden opengesteld is toch wel zeer reëele practijk. En bij mij, en zeker bij meerderen, bestaat daartegen wel degelijk zeer ernstig bezwaar. Maar bovendien, het onderscheid, dat hier wordt gemaakt tusschen theorie en practijk, komt mij niet toelaatbaar voor. De theorie is de wet De wet is de formuleering van den eisch, dien de wetgever aan de practijk stelt, waaraan de practijk heeft te voldoen, Een practijk los van de wet, schakelt de wet uit. Leidt tot willekeur. En zeker zullen in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 76