28 DECEMBER 1933. 779 Machinefabriek, die elders gelden belegt, terwijl zij hier rente voor de optie niet zou kunnen betalen. Verleent men het gevraagde uitstel, dan kan het terrein in kwestie de vol gende twee jaren weer niet aan derden worden aangeboden. Spr. zou bereid zijn, het terrein aan derden te verkoopen, indien de kans zich voordeed; wèl moet de Machinefabriek daarbij de voorkeur hebben. Het gaat echter niet aan, in deze de risico eenzijdig op de Gemeente te leggen. Spr. is er dan ook voor, het verzoek niet in te willigen. De heer VAN KEEP vraagt, of er geen waarborg is gesteld voor de rente-betaling. Wethouder VAN BUITENEN antwoordt ontkennend. De heer MABELIS vraagt, of de Gemeente, als het ver zoek om uitstel geweigerd wordt, de rente kwijt is. De VOORZITTER antwoordt, dat, als dit voorstel niet wordt aangenomen, de Machinefabriek terstond aan haar verplichtingen zal hebben te voldoen; zij zal niet gaarne van optie afzien. Spr. ziet niet in, dat het verleenen van uitstel kwijtschelding ten gevolge moet hebben. De heer HAALMAN merkt nog op, dat men zich wel zal herinneren, dat er indertijd al ernstig bezwaar is gemaakt tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het in optie geven van het terrein, omdat daartegenover alleen een matige rente-betaling staat. Men kon toen nog niet de ontwikkeling der gebeurtenissen onder oogen zien, anders was men niet daartoe overgegaan en had men het terrein misschien in 1928 of 1929 kunnen verkoopen. Spr. gelooft, dat voorzichtigheid in deze geboden is. Tegenover het vele, dat de Gemeente geeft, stelt de Machinefabriek vrijwel niets. De liefde kan echter niet steeds van één kant komen. Blijft men zoo doorgaan, dan komt er over 8 jaar dat wil dus zeggen; na 10 jaar optie van rentebetaling niets terecht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 779