96 9 MAART 1933. „de gemeente de meest gewenschte vorm van uitvoering van „aanbesteding is. „De aan het verzoekschrift ten grondslag liggende be weegredenen kunnen wij ons zeer wel indenken, zonder ons „nochtans met het adres te kunnen vereenigen. „Vooral onder de huidige omstandigheden, nu werk vrij „schaarsch is en veelal wordt ingeschreven voor bedragen, „waarvoor het werk slechts met een uiterst geringe winst, „zoo niet met verlies, kan worden gemaakt, is de risico „voor onderaannemers, die werken voor een financieel niet „krachtigen hoofdaannemer, groot. Dat neemt niet weg, dat „hun verschillende middelen ten dienste staan om dat risico „te beperken. „In de eerste plaats kunnen zij niet inschrijven, in de „tweede plaats kan cessie plaats vinden, terwijl voorts door „voorschotten van den hoofdaannemer of door beslaglegging „het risico kan worden verminderd. „De voorgestelde regeling is naar onze meening niet „aannemelijk, omdat „le. daarmede aan de zelfstandigheid van een hoofdaan- „nemer wordt tekort gedaan „2e. van den hoofdaannemer niet verlangd mag worden, „dat hij al zijn onderaannemers betaald heeft, vóórdat „hij van zijn opdrachtgever (i.e. de gemeente) het hem „toekomende ontvangen heeft en daardoor in de ge degenheid gesteld wordt zijn financieele verplichtingen „na te komen „3e. de regeling tot veel verwikkelingen voor de gemeente „aanleiding kan geven. „Ten aanzien van sub 3 vermelden wij b.v. moeilijkheden „bij uitbetaling van niet of slechts ten deele door den hoofd- „aannemer erkende vorderingen van onderaannemers, onte- „kendheid van de gemeente wie onderaannemers zijn „(aannemende, dat daaronder ook de leveranciers worden „begrepen), waardoor de kans op procedures tegen de ge- „meente of waarbij de gemeente betrokken wordt, zeer groot is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 96