9 MAART 1934.
119
vinden bij het maken van propaganda in verkiezingstijd; 2e.
het voorstel te renvoyeeren aan Burgemeester en Wethou
ders onder opmerking, dat de Raad eerst wenscht kennis te
nemen van de door Burgemeester en Wethouders in te voe
ren regeling.
De VOORZITTER constateert, dat de heer Haaiman
het over het algemeen eens is met dit voorstel; hij heeft alleen
bezwaar tegen het woord „verspreiden" met betrekking tot
gedrukte stukken. Nu heeft Spr. het geluk juist een arrest
van den Hoogen Raad vóór zich te hebben, waarin het woord
„verspreiden" wordt gebezigd met betrekking tot gedrukte
stukken. Er is dus geen reden om dat woord in art. 30 te
schrappen. De heer Haaiman rijdt met een te zware kar.
„Verspreiden" moet hier worden opgevat in den zin van:
op sommige plaatsen en uren venten met gedrukte stukken.
Als men dit, b.v. des Zondags op de Baronielaan, zou toe
laten, dan kreeg men daar weer den ouden toestand terug.
De Raad moet zóó veel belangrijks aan Burgemeester en
Wethouders ter uitvoering toevertrouwen, dat dit er nog
wel bij kan; de openbare kennisgeving van de door Burge
meester en Wethouders vast te stellen regeling is trouwens
een rem voor de door den heer Haaiman gevreesde dele
gatie.
Ten slotte zegt Spr., dat Burgemeester en Wethouders
veel goeds van de voorgestelde regeling verwachten met
betrekking tot het weren van vreemde kooplieden, woonwa
genbewoners enz. uit de Gemeente.
De heer HAALMAN merkt nog op, dat reeds in 1894
een Nijmeegsche verordening op het verspreiden van ge
drukte stukken door de Kroon is vernietigd. Voorts zegt spr.,
dat het hierbij niet gaat om een kwestie van vertrouwen,
doch om de beperking van een grondwettelijk recht. Spr.
is principieel tegen afstand van rechten door den Raad. Dit