23 MAART 1934.
139
buitengewone beteekenis is geweest, wier arbeidzaam en
voorbeeldig leven ook na Haar verscheiden rijke vruchten
zal dragen.
Wij allen gedenken de overleden Vorstinne als toegewijde,
innemende Vrouwe, die door Haar belangstelling de harten
won, gelijk elders ook in deze streek des lands, die, met
Haar voor natuurschoon ontvankelijk gemoed, herhaaldelijk,
ook in de laatste jaren, voorwerp van Haar niet-officieel
bezoek was, waarbij Zij, kunstminnend, zich ook voor de
herstelwerken van ons Nassau-mausoleum speciaal bleek te
interesseeren.
InderdaadHaar liefde heeft het volk met liefde ver
golden en als een der vruchten van Haar edel gemoed is
te beschouwen de eenheid, waarmede het geheele volk
hartelijk deelneemt in het leed van onze Koningin, den
Prins-Gemaal en Prinses Juliana.
Ook de Raad van Breda zal uiting wenschen te geven
aan een innig medeleven met het Koninklijk Huis en wij
stellen U voor, daarvan in een adres aan Hare Majesteit
onze Koningin te doen blijken, Haar toebiddend, dat Zij
in deze droeve dagen moge worden gesterkt. Zooals blaar
Koninklijke Moeder kracht en wijsheid bij God zocht, zoo
mogen deze aan onze beminde Koningin en de Haren
blijven en worden gegeven.
Vervolgens stelt de VOORZITTER voor, het volgende
adres tot H. M. de Koningin te richten
Mevrouw.
„De Raad der gemeente Breda, op 23 Maart 1934 in
„buitengewone vergadering bijeen,
„Veroorlooft zich Uwe Majesteit en Haar Koninklijk
„Huis eerbiedig zijn innige deelneming te betuigen in het
„diep treffende verlies, dat Uwe Majesteit en Haar door-
„luchtig Gezin ondervond doordien het Gode behaagde