192
24 APRIL 1934.
in het nadeel der gemeente beïnvloed wordtzij nemen
niet, zooals de wet alléén beoogd en toelaat, de positie
der openbare scholen tot uitgangspunt, maar den financieelen
toestand der gemeente en zeggen gewoonweg het gaat
met de Bredasche financiën nu niet zoo heel best, probeer
nu eens of ge met dit wetsartikel in de hand niet een
voordeeltje voor de gemeentekas kunt binnenhalen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat de Raad zich
tegen een zoodanige wetstoepassing verzetten moet. Ik zou
er dan ook de voorkeur aan geven, Gedeputeerde Staten
te berichten, dat de financieele toestand der gemeente geen
uitgangspunt kan zijn voor een actie als hier in overweging
gegeven wordt. Nu het College in den geest als voorgesteld
wenscht te antwoorden, hoop ik in ieder geval, dat de
overweging van Burgemeester en Wethouders niet zal
leiden tot het doen van voorstellen aan den Raad, zooals
blijkbaar door Gedeputeerde Staten gewenscht wordt.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat de opmerking
van den heer Mabelis meer is gericht tegen Gedeputeerde
Staten dan tegen het ontwerp-antwoord van Burgemeester
en Wethouders. De heer Mabelis vindt het gezegde van
Gedeputeerde Staten ongepasthet is echter niet zoo erg
als het lijkt; men moet het zóó opvatten, dat, als de finan
cieele toestand zoo slecht wordt, de wenschelijkheid ware
te overwegen om den betrokken Minister toepassing te
vragen van het bepaalde in art. 7, 3e lid, der wet van 4
Augustus 1933. Het is dus niet meer dan een zachte wenk.
Spr. zou er voor zijn om, als de toestand inderdaad zoo
slecht werd, die mogelijkheid onder de oogen te zien.
Zonder verdere opmerkingen wordt het ont
werp accoord onveranderd goedgekeurd en vast
gesteld.
63. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het
geven van namen aan een tweetal straten in den Boei-
meerpolder, luidende als volgt