24 APRIL 1934. 197 heeren van meening verschillen; het zou hard zijn voor zoo'n ambtenaar, als hij daarvan de dupe werd. De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wethouders ook de tijdelijke ambtenaren, die uitzicht hebben op een vaste aanstelling, wel degelijk geneeskundig laten onderzoeken alvorens zij in dienst worden genomen. De heer MABELIS merkt op, dat voor tijdelijke ambte naren het geneeskundig onderzoek geen vereischte is. Wethouder VAN MIERLO: In de practijk heeft het echter toch plaats. De heer VAN DE VEN blijft van meening, dat men ook hen, die voor eerste aanstelling in aanmerking komen, recht moet geven op herkeuring. De heer KOOIJMAN sluit zich aan bij de heeren Van de Ven en Mabelis. Ook bij de Nederlandsche Spoor wegen bestaat volgens Spr. een dergelijke bepaling en wordt zij vaak toegepast. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat deze kwestie ook in de Commissie voor het Georganiseerd Overleg is be sproken. Evenals hier heeft men Spr. ook daar niet kunnen overtuigen van de wenschelijkheid van het opnemen eener zoodanige bepaling. De practijk is, dat men ook bij aan stelling van tijdelijke ambtenaren, die uitzicht hebben op een vaste aanstelling, keuring toepast. Het is geenszins de bedoeling van Burgemeester en Wethouders de tijdelijke ambtenaren te dupeeren, maar voor solliciteerenden kan huns inziens het ontbreken van beroep op de keuring geen bezwaar zijn. Bovendien schept een mogelijk gunstig uit gevallen keuring voor den betrokkene nog geen enkel recht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 197