24 APRIL 1934. 199 komt hem beter voor, haar in den vorm van een over gangsbepaling aan het slot van het reglement in te voegen. De heer HAALMAN kan zich daarmede vereenigen. Daarop wordt besloten, het door den heer Haaiman voorgestelde als overgangsbepaling aan het slot van het reglement op te nemen. De heer HAALMAN zou het zeer onredelijk vinden, als niet ieder lid van den Raad zitting zou kunnen nemen in de commissie voor ambtenaarsaangelegenheden; hij wil daarom het lidmaatschap dier commissie honoreeren in den vorm van een presentiegeld. Den VOORZITTER komt het beter voor, dit eerst nog eens goed te bezien. Tot dusver wordt hier het lidmaat schap van geen enkele commissie gehonoreerd; het denk beeld van den heer Haaiman bevat dus iets nieuws voor Breda en dient daarom wel ovei wogen te worden. Het kan dan later, b. v. bij de behandeling van de gemeente- begrooting, weder te berde worden gebracht. De heer HAALMAN is van meening, dat men deze commissie niet kan vergelijken met de andere bestaande commissies. Men kende hier tot dusver: 1 o. raadscommissies, 2o. gemengde commissies en 3o. commissies ad hoe, doch deze commissie is van geheel anderen aard; als men presentiegeld voor het bijwonen van de vergaderingen der raadscommissies ging invoeren, dan zou het nog wel zeer de vraag zijn, of deze commissie daaronder viel. Spr. wil echter thans geen voorstel in die richting doen en hoopt later nog op de zaak terug te komen. De artikelen 74 en 74a worden daarop goed gekeurd en vastgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 199