234 24 MEI 1934. die ook nü daarvoor in aanmerking komen, daar men in dat de functie van rector toch niet iemand benoemt, die kers- prE versch van de Universiteit komt. juri Wat de moeilijkheid betreft, dat er thans in nog een paar fab steden een rectoraatsvacature te vervullen is, is Spr. van bai oordeel, dat het 't volgend jaar nog moeilijker zal zijn om eer een geschikte kracht te vinden, daar het aantal bekwame zot sollicitanten dan, door de vervulling van die vacatures, die nog geringer zal zijn geworden. Spr.'s conclusie kan dan hel ook niet anders zijn dan dat de noodzakelijkheid gebiedt, 1 dr. Niemeyer ontslag te verleenen op de meest eervolle zij manier. Hij erkent gaarne, dat dr. Niemeyer een zeer vo goede onderwijskracht is geweest, maar nu moet deze plaats ien maken voor een jongere. bei De heer MABELIS zegt het volgende rec Het is geen nieuws, Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik gr zeg. dat wij leven in een tijd van groote werkloosheid, afv ook onder de academisch gevormden. Ik behoef daar niet be over uit te weiden. Allerwege wordt naar wegen en middelen gezocht om de va baan voor de jongeren vrij te maken. Niet gering is het ga aantal ouderen, inzonderheid in overheids- of semi-overheids- on dienst, die lang vóór den pensioengerechtigden leeftijd, direct of indirect gedwongen, hun werk moeten neerleggen, de zonder dat van minderwaardigheid voor dat werk sprake is. Ve En telkens weer duiken geruchten op over te nemen maat- ziC regelen om aan den nood der jongeren tegemoet te komen. jet Een helder licht op dien nood werpt een dezer dagen aa in de pers voorkomende oproep tot een vergadering op 26 Mei a.s. te Utrecht. In dien oproep wordt gezegd, dat ïn< het aantal steeds toeneemt van hen, die een academischen ge graad verwierven en geen werkgelegenheid kunnen vinden, w; en hoe noodig het is, in dezen noodtoestand voorziening so te treffen. Want bij alle bezwaren, die de werkloosheid ve voor de jongeren meebrengt, is er nog dit ernstige gevaar, Ei

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 234