24 MEI 1934.
235
dat ze hun wetenschappelijke ambitie verliezen en voor de
practijk van den arbeid van ingenieur, leeraar, medicus,
jurist ongeschikt worden. De hulp wordt ingeroepen van
fabrikanten, bedrijfsleiders, directeuren van ziekenhuizen,
banken en onderwijsinrichtingen om voor onze jongeren
een werkgelegenheid te vinden. Gehoopt wordt, dat het
zoo zal komen tot een systematische en vruchtbare actie,
die allereerst aan de jonge menschen, maar straks ook aan
het sociale en cultureele leven ten goede komt.
Dit is slechts één poging uit vele. En terwijl zoo, het
zij nog eens gezegd, allerwege wordt gezocht werkgelegenheid
voor de jongeren te openen, bereikt den Raad een verzoek,
iemand, die den vollen pensioengerechtigden leeftijd heeft
bereikt, op zijn plaats te handhaven.
Mijnheer de Voorzitter, alléén zeer bijzondere, gewichtige
redenen kunnen een besluit in dien geest rechtvaardigen.
En aangetoond zal in dit geval moeten worden, dat, door
afwijking van het verzoek, het onderwijs aan het Gymnasium
belangrijk zal worden geschaad.
Mijnheer de Voorzitter, ik neem aan, dat aan de hand
van de stukken niet moet worden verwacht, dat het heen
gaan van den rector belangrijke schade voor het gymnasiaal
onderwijs zal beteekenen. Het voornaamste onder deze
stukken is, naar ik meen, het advies van den Inspecteur
der Gymnasia. En deze begint te zeggen: „Het is wel te
verwachten, dat, indien thans een oproep werd geplaatst,
zich geschikte sollicitanten (ook doctoren in de klassieke
letteren) voor het rectoraat van Uw gymnasium zouden
aanmelden".
De vrees van den Inspecteur, dat de meeste gegadigden,
indien die vrees al bewaarheid werd, aan een meer centraal
gelegen plaats de voorkeur zullen geven, doet aan de
waarde van het feit, dat er zich voor Breda voldoende
sollicitanten zullen aanmelden geen afbreuk. De Inspecteur
verwacht voor Breda een voldoende aantal sollicitanten.
Er zal dus voldoende keus zijn. Dat is genoeg.