24 MEI 1934. 253 Daarom wees ik er in de raadsvergadering van 31 Maart 1933 reeds op, dat de rijkssubsidie voor de Avondschool voor ambachtslieden ongeveer met f 4000 was verminderd, terwijl ik vroeg, of Burgemeester en Wethouders ook genegen waren die verlaagde rijkssubsidie met een ver hoogde gemeentelijke bijdrage aan te vullen. Doch, Mijnheer de Voorzitter, U beweerde toen, dat dit onderwijs daar onder niet had geleden, daar die bezuiniging betrof een beperking van het aantal lesuren der leeraren. Mijnheer de Voorzitter, ik heb dat toen goed verstaan, maar ik heb het toen niet begrepen en ik begrijp nog niet, dat, als er f 4000 a f 5000 wordt bezuinigd op de lesuitn der leeraren, het onderwijs dan toch nog evengoed kan zijn als vroeger. Daar er destijds voor het opvangen van de korting op de rijkssubsidie een bedrag van f 2500 per jaar ten laste van de gemeente werd geraamd, hetwelk door een gunstige berekening der rijkssubsidie voor de lesuren werd terug gebracht tot f1200. en Burgemeester en Wethouders nu voorstellen daarop nog f 580 per jaar te bezuinigen, bestaat er mijnerzijds geen bezwaar om voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen. De heer MABELIS wil den gedachtengang, welke bij de Commissie heeft voorgezeten, naar voren brengen, doch vooraf even opmerken, dat de bezuiniging, welke door de voorgestelde reorganisatie verkregen wordt, niet precies tot uiting komt in het genoemde bedrag; zij hangt af van het aantal leerlingen, dat in September a. s. den cursus zal volgen. Wat nu den gedachtengang van de Commissie betreft, deze is haar door den Raad ingegeven; immers, er is in de raadsvergadering van 31 Maart 1933 gezegd; ,,De Commissie houdt alleen maar rekening met de belangen van het handelsonderwijs; zij ziet deze aangelegenheid niet genoeg in het algemeen raam van het gemeentelijk financieel beleid". De Commissie heeft daarom zorgvuldig nagegaan,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 253