274 24 MEI 1934. meest afkeurenswaardige wijzé door den heer Haaiman met behulp van het door de Gemeente betaalde zetsel, met naamstoevoeging werd verspreid. Een rectificatie van deze aantijging mocht niet uitblijven. Ons college meent, dat deze hier behoort te geschieden. Wellicht wil de heer Haaiman hier het antwoord geven, dat de leeraar terecht verlangde. De heer HAALMAN heeft geen bezwaar hierop on middellijk te antwoorden. De bewuste uitlating is hem overgebracht door een leerlinge uit de klasse, waarin ook degene zit, die haar gedaan heeft Aangezien hij niet kon aannemen, dat zij uit den duim gezogen was, was er voor hem geen reden om aan de juistheid ervan te twijfelen. Heeft de zaak zich echter niet zoo toegedragen, dan zal Spr. gaarne zijn woorden intrekken en is hij bereid zijn verontschuldigingen aan te bieden. De reden van het feit, dat Spr. exemplaren van zijn be- grootingsrede heeft laten drukken, voorzien van een toe lichtende noot, is, dat buitenstaanders zender die ver duidelijking de zaak niet zouden snappen. Hij heeft die exemplaren slechts aan enkele particuliere personen toe gezonden. De door den heer G o k k e s tot hem gerichte brief, welken de Voorzitter heeft aangehaald, was in zeer incorrecte termen gesteld; Spr. is er daarom niet op ingegaan. De VOORZITTER zegt, dat het hem bekend is, dat bedoelde brief juist zeer correct was. Het feit, dat de heer Haaiman dien brief onbeantwoord heeft gelaten, zegt alles. De heer Haaiman zegt nu wel: Als hetgeen ik beweerd heb, niet juist is, dan zal ik overwegen, of ik mijn verontschuldigingen zal aanbieden. Spr, vindt dit geen behoorlijk antwoord. De heer VAN DE VEN keurt de handelwijze van den heer Haaiman ten zeerste af. Als de uitlating inderdaad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 274