276 24 MEI 1934. verkeerd te hebben gehandeld immers, het boetekleed ontsiert den man niet doch hij is volkomen te goeder trouw geweest. Na hetgeen hier gezegd is, wil hij wel aannemen, dat hij er in geloopen is. Hij biedt dan ook zijn excuses aan den Voorzitter, diens dochter en den Raad aan. Wethouder VAN MIERLO neemt voor zich persoonlijk de beweerde goede trouw van den heer Haaiman niet aan. Want, waarom heeft deze dan 1500 exemplaren van zijn begrootingsrede laten drukken zonder en 300 exemplaren met een toelichtende noot Waarom zijn niet alle exemplaren van die noot voorzien? De exemplaren mèt noot zijn ver zonden aan onbekende personen. Spr. zou den heer Haai man willen verzoeken, aan al degenen, die zoo'n exemplaar ontvangen hebben, een behoorlijke rectificatie te zenden. De heer HAALMAN verklaart, dat hij op z'n hoogst 20 exemplaren met de bewuste verduidelijking heeft ver zonden. Hij heeft namelijk de verzending stopgezet na zijn onderhoud met den heer Gokkes; ware diens houding van begin af aan correcter geweest, dan zou het niet zoo ver gekomen zijn. Wethouder VAN MIERLO: Dan is het Uw plicht de overige exemplaren aan den Vader van het belasterde kind ter hand te stellen. De VOORZITTER zegt, de excuses van den heer Haaiman te aanvaarden onder beding, dat hem de resteerende 280 exemplaren worden toegezonden en den twintig personen, die zoo n exemplaar ontvangen hebben, wordt medegedeeld, dat de daarin voorkomende aantijging onjuist is. Spr. sluit daarop de vergadering. De Secretaris, De Voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 276