2 FEBRUARI 1934.
29
deel niets anders van dien aard is. Hij merkt op, dat dit nu
al het tweede van de op uitbreidingsplan geprojecteerde
sportparken is, dat niet tot stand zal komen.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat dit voorstel eenigs-
zins prematuur lijkt. De straat in kwestie was oorspronkelijk
als toegangsweg tot het geprojecteerde sportpark dacht. Men
had derhalve mogen verwachten, dat Burgemeester en Wet
houders eerst met een voorstel tot wijziging van het uitbrei
dingsplan bij den Raad zouden zijn gekomen; zulks zal evenwel
een volgende maal geschieden. Spoedshalve hebben Burge
meester en Wethouders dit voorstel reeds thans ter vaststel
ling aangeboden. Spr. gelooft niet, dat daartegen bezwaar
kan zijn. De bebouwing van het stadsdeel in kwestie is de
grenzen van het geprojecteerde sportpark genaderd. Zou men
het terrein inderdaad voor sportpark willen gebruiken, dan
zou de Gemeente thans tot aankoop moeten overgaan, hetgeen
een uitgaaf van \x/2 t°n zou beteekenen. Dit nu kan de
Gemeente zich in dezen benarden tijd niet meer veroorloven.
Uit de Nieuwsjaarsrede van den Voorzitter heeft men kun
nen vernemen, dat zeer spoedig met den aanleg van het
sportpark in den Boeimeerpolder zal worden begonnen; bin
nenkort zal het plan daartoe bij den Raad worden ingediend.
Zonder verdere bedenkingen wordt alsnu
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
26a. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijzi
ging der gemeente-Begrooting voor het dienstjaar 1933.
Zonder eenige bedenking wordt dienovereen
komstig besloten.
26b. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijzi
ging van de begrootingen van het Gas- en het Electricteits-