314
26 JUNI 1934.
„De aanneemsom zal met inachtneming van het boven
staande derhalve worden, bij gebruik van Nederlandsche
„cement 77.250.—
„te verminderen met
„wegens goedkoopere uitvoering
keermuur f 400.
„Extra korting op cement f 400.—
f 800.-
f 76.450.-
„Wat de grondkosten betreft, zij opgemerkt, dat deze ziin
„opgenomen in het bovenstaande naar de schatting van den
„Directeur van Openbare Werken. Art. 14 van de veror
dening op het Grondbedrijf bepaalt echter, dat de gronden
„moeten worden uitgenomen voor het bedrag der waarde,
„geschat door de commissie, bedoeld in art. 18 van gemel
de verordening.
„Met verwijzing naar ons op 19 Mei 1934 aan den Raad
„gericht schrijven stellen wij U voor te besluiten, overeen
komstig het slot van dit schrijven sub a en b."
De heer VAN HOUTEN heeft tegen het voorstel zelf
geen bezwaar, maar hij heeft in het bestek van den bouw
een bezwarende bepaling ontdekt. In paragraaf 15 sub 2
wordt namelijk bepaald, dat werklieden, die door hun leef
tijd of door mindere ervaring niet in staat zijn het volle loon
te verdienen, op hun verzoek door den aannemer voor
minder loon kunnen worden aangenomen. Spr. acht dit in
tegenspraak met het bepaalde in 20 van het bestek, waarin
staat, dat voor alle werkzaamheden zeer goede vaklieden
moeten worden aangenomen. Hij meent, dat men met een
bepaling als de eerstgenoemde, vooral in dezen tijd, zeer
voorzichtig moet zijn, Er zijn namelijk vele arbeiders van
buiten de stad, die werken buiten het collectief arbeidscon
tract om Spr. stelt daarom voor, de bewuste bepaling uit
het bestek te schrappen, en dringt er vervolgens op aan, streng