26 JUNI 1934. 315 de hand te doen houden aan de bepaling, dat de werklieden zooveel mogelijk in dienst moeten worden genomen door bemiddeling van de gemeentelijke arbeidsbeurs. De heer KROONE heeft de stukken zelf niet gelezen, maar kan zich toch aansluiten bij de woorden van den heer Van Houten. Wethouder VAN MIERLO zegt, dat de heer Van Houten zich niet ongerust behoeft te maken; bij elk groot werk komen werkzaamheden voor, die door mindere krachten verricht kunnen worden het collectief contract Zal evenwel niet worden ontdoken. Hierop zal ook thans nauwlettend worden toegezien. Dit is trouwens al heel moeilijk, omdat volgens het bestek ten minste 90 °/0 van het totaal aantal werklieden, benoodigd voor de uitvoering der werken, moet worden betrokken uit te Breda wonende arbeidskrachten. De VOORZITTER merkt op, dat het vast staat, dat de werklieden in dienst moeten worden genomen door bemiddeling van de Arbeidsbeurs eerst als men er niet in slaagt op deze wijze het benoodigde aantal arbeiders te krijgen, zal men trachten daarin op andere wijze te voor zien. De dienst van Openbare Werken oefent strenge con trole op de aanneming van het personeel uit. Vroegere klachten dienaangaande zijn dan ook na onderzoek onge grond gebleken. De heer KROONE vraagt, waar de grens ligt tusschen valide werklieden en halve krachten. De VOORZITTER antwoordt den heer Kroone, dat hij niet bevreesd behoeft te zijn er zal tusschen die beide categorieën wel degelijk het noodige onderscheid worden gemaakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 315