26 JUNI 1934.
319
te voeren Spr. betwijfelt de juistheid van de daaromtrent
in omloop zijnde geruchten dan ook in sterke mate.
Wat het verzoek om het bijeenroepen van een spoedver
gadering betreftde Raad kan z.i. thans al wel zeggen, of
hij voor of tegen steunverlaging is. De regeling zal echter
wel moeien worden aanvaard, als daaraan het verkrijgen
van Rijkssubsidie wordt vastgekoppeld. De Gemeente kan
die subsidie niet missen; immers, het gaat daarbij om een
bedrag van een ton. Mocht zich het geval voordoen, dat
er geen tijd meer is om vóór de invoering der nieuwe
regeling den Raad bijeen te roepen, dan zou Spr. -of
schoon hij persoonlijk de zaak liefst eerst in den Raad zou
brengen de machtiging van dat college willen hebben
om de regeling voorloopig te aanvaarden de Raad kan dan
later altijd nog een nadere beslissing nemen. Spr acht het geen
daad van goed gemeentebeheer om den fatalen termijn voor
invoering te laten verstrijken, op gevaar af de Rijkssubsidie
te verliezen.
De heer VAN HOUTEN zou ook niet gaarne de Rijks
subsidie in gevaar brengen, aangezien dit een misdaad tegen
over de werkloozen zou zijn. Spr. denkt, dat de Regeering
de gemeentebesturen wil overrompelen met de nieuwe steun
regeling, anders zou zij er al wel mede voor den dag ge
komen zijn. Hij acht verlaging der steunbedragen ongemo
tiveerd, daar de betrokkenen reeds niet kunnen rondkomen
van den huidigen steun. Spr. geeft den Raad daarom in
overweging, Burgemeester en Wethouders op te dragen
alsnog een poging in het werk te stellen ten einde gedaan
te krijgen, dat de voorgenomen verlaging niet doorgaat of
alhans niet in die mate.
Tot dusver was de toestand zoo, dat een gemeentebestuur
de steunbedragen wel op eigen gelegenheid kon verlagen,
maar ze niet kon verhoogen zonder toestemming van den
Minister. Spr.'s partij heeft een enquête ingesteld bij haar
leden en daaruit is gebleken