320 26 JUNI 1934. De VOORZITTER acht het niet in het belang van de zaak, waarom het hier gaat, om zoo te gaan uitweiden. Spr. verzoekt den heer Van Houten niet verder op de zaak in te gaan. Het moet geen formeel debat gaan worden, waarop niemand is voorbereid. Spr. meent de welwillend heid in juiste mate te betrachten door antwoord op de ge stelde vragen te hebben gegeven en nog gelegenheid te geven tot nadere toelichtingmen make daarvan geen misbruik. De heer VAN HOUTEN acht het wèl in het belang van de zaak, haar uitvoerig te bespreken; als de nieuwe regeling eenmaal is ingevoerd, kan men er toch niets meer aan veranderen. Spr. zal echter atn het verzoek van den V oorzitter voldoen en er niet verder op ingaan. Hij besluit derhalve met aan den Raad het verzoek te doen, Burgemeester en Wethouders opdracht te geven om, zoodra de nieuwe regeling bekend is, zich in verbinding te stellen met de Regeering, ten einde te trachten de verlaging onge daan te maken of althans aanmerkelijk te reduceeren. De heer KROONE is ook van meening, dat men beter bijtijds kan probeeren er nog iets aan te veranderen; er is wellicht nog wat te bereiken ten opzichte van enkele onder- deelen, b.v. de regeling van den huurtoeslag, de bepalingen omtrent dubbel-uitgetrokkenen enz. Spr. vindt het beter dit eerst in den Raad te bespreken, dan kunnen Burgemeester en Wethouders met een vast omlijnd voorstel bij den Minister komen. De VOORZITTER concludeert uit een en ander, dat de Raad paraat wil zijn. Men zal echter wel weten, dat er geen regeling wordt gemaakt voor Breda, doch een regeling voor het geheele land, een z.g. landelijke regeling met klasse- indeeling. Deze regeling is mede behandeld door een of meer commissie's, waarin o.a. zitting hebben vertegenwoor digers van de verschillende vakcentrales en van de Vereen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 320