26 JUNI 1934. 321 iging van Nederlandsche Gemeenten. Het gaat niet aan om te trachten, daarin voor Breda verandering te brengen; dat zou peuterwerk zijn; het zou niet meer beteekenen dan een „beau geste" voor de publieke tribune Het eenige.dat men in dit geval doen kan, is, te trachten Breda in een hoogere klasse geplaatst te krijgen, wanneer mocht blijken, dat het te laag geclassificeerd is. Doch, waar men thans geen posi tieve cijfers weet, kan men voorloopig niets doen. Het is beter bij de belanghebbenden geen verwachtingen te wekken door te gaan praten over huurtoeslag en kinderbijslag; men moet nu eenmaal rekening houden met de werkelijkheid. De heer BROOS gelooft ook niet, dat men voor Breda een uitzondering zal kunnen bedingen. Niettemin zou Spr. willen doen, wat de heer Van Houten aanraadt, daar men zich als Raad toch tegenover de belanghebbenden de moeite moet geven om te trachten verbetering te verkrijgen. De VOORZITTER meent, dat de Raad zich niet daar toe zal leenen; het zou slechts een schijnbeweging zijn. De heer MEIJVIS zegt, dat er misschien niet in de groote lijnen, doch wèl in de onderdeden der nieuwe steunregeling nog eenige verandering is te brengen. Spr. dringt daarom krachtig aan op het houden van een raadsvergadering nog vóórdat invoering der regeling plaats heeft. De heer VISSER brengt in herinnering, dat er in verband met de kwestie van het Sportfondsenbad en nog wel op aandrang van een bankinstelling, een spoedvergadering van den Raad gehouden is. Wethouder VAN MIERLO is van meening, dat het niet aangaat om, als er morgen een uniforme regeling wordt ingevoerd voor het geheele land, te trachten daarop voor Breda een willekeurige uitzondering te makenhij acht zulks een loos gebaar.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1934 | | pagina 321