324
6 JULI 1934.
Voorzitter: de heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONS-
BEECK, burgemeester.
Secretaris: de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en houdt de
volgende rede
Na verloop van slechts enkele maanden is wederom in
den lande de vlag halfstok geheschen, klinkt anderrnaal.de
doodsklok, worden registers van rouwbeklag ter teekening
gelegd en moet ik Uw Raad, ten tweeden keere, oproepen
voor een droevige herdenkingsstonde.
Aan de beproevingen, welke in Maart aan Hare Majes
teit de Koningin en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses
Juliana werden opgelegd door het verscheiden van Hare
Koninklijke Moeder en Grootmoeder, werd j.l. Dinsdag
plotseling een nieuwe toegevoegd doordien God den Gemaal
en Vader tot zich riep.
Ontroerd door het in zoo korten tijd door de Koninklijke
Familie dubbel ondervonden leed, gaan naar Haar onze
gedachten van hartelijke, oprechte deelneming. De door
Hare Majesteit uitgesproken overtuiging, dat „allen deelen
in Haar smart en die van Hare dochter" vinden hechten
grond ook en niet het minst in de hoofdstad van Harer
Majesteits Baronie.
Prins Hendrik, Wiens overlijden wij thans plechtig her
denken, genoot in uitgebreiden kring sympathie, omdat Zijn
persoonlijke omgang talloozen aan Hem hechtte en omdat
van Hem menschlievendheid uitging in daadwerkelijken zin.
Wat Hij, ook door eigen onmiddellijk optreden deed ten
behoeve van het reddingswezen is algemeen bekend en
evenzeer weet men hoe, in Zijn langer dan 25-jarige Voor
zitterschap van het Nederlandsche Roode Kruis, Hij daarin
niet een eerefunctie zag, doch een ambt van persoonlijke
voortdurende zorg.